Stel je hebt een rechthoekige driehoek met zijden a, b en c, met c is de schuine zijde. Dan is de som van de oppervlakte van het vierkant met zijde a en het oppervlakte met zijde b gelijk aan de oppervlakte van het vierkant met zijde c.
Hiernaast zie je een rechthoekige driehoek driehoek dit houdt in dat een van de drie hoek een rechte hoek (90º ) heeft. Je weet dat een rechte zijde een lengte heeft van 3 en een rechte zijde een lengte heeft van 5. Je wil nu met de stelling van Pythagoras de lengte berekenen van de schuine zijde
Om de schuine zijde te berekenen bereken je eerst de kwadraten van bijde rechtte zijden. In dit voor beeld dus 25 en 9
vervolgens tel je bijde kwadraten bij elkaar op
Het getal wat je nu hebt berekent is het kwadraat van de lengte van de schuine zijde.
aangezien het tegenovergestelde van een kwadraat een wortel is krijg je de lengte van de schuine zijde op het moment dat je de wortel van dit getal neemt.
de lengte van de schuine zijde van de driehoek is dus √34